Inloggen met DigiD
U kunt eenvoudig inloggen in MijnOLVG met DigiD. U kunt de MijnOLVG-app downloaden in de App Store of Google Play Store.
Als u aan het bevallen bent en al mag persen, kan het zijn dat uw baby extra hulp nodig heeft om geboren te worden. U kunt dan een vaginale kunstverlossing krijgen. De arts gebruikt dan een pomp of een tang om uw baby uit de baarmoeder te begeleiden.
Een kunstverlossing gebeurt altijd in het ziekenhuis. De gynaecoloog begeleidt u tijdens de bevalling.
Meestal krijgt u een vaginale kunstverlossing met een pomp. Deze pomp heet ook wel een vacuümapparaat. Aan de pomp zit een zuignap van ongeveer 5 centimeter. De zuignap zuigt zich vast aan het hoofd van uw baby. Zo kan de arts uw baby begeleiden.
Zelden wordt er bij een vaginale kunstverlossing een tang gebruikt. Een verlostang lijken op 2 lepels. De arts plaatst de lepels om het hoofd van uw baby.
Er zijn verschillende redenen voor het krijgen van een kunstverlossing:
Bij een vaginale kunstverlossing is het soms nodig om in te knippen. De arts knipt dan een stukje van de huid tussen de vagina en anus open. Zo heeft de baby meer ruimte om geboren te worden.
De arts of verloskundige bespreekt met u of het nodig is om in te knippen. Voor het inknippen krijgt u een plaatselijke verdoving. U voelt geen pijn tijdens het inknippen. De arts of verloskundige hecht de wond van het inknippen na de bevalling. Na de bevalling kunt u wel pijn krijgen.
Tijdens de bevalling kan de huid tussen de vagina en anus scheuren. Soms scheurt ook de kringspier van de anus. Dit heet een totaalruptuur. Een totaalruptuur gebeurt vaker bij een vaginale kunstverlossing dan bij een gewone bevalling.
Een arts hecht een totaalruptuur. Meestal krijgt u als verdoving een ruggenprik of narcose op de operatiekamer.
U kunt wel pijn hebben na de bevalling.
De kinderarts controleert of uw baby gezond is.
Soms blijft uw baby op de couveuseafdeling. Een couveuse is een afgesloten bedje voor baby’s die extra zorg nodig hebben. De arts bespreekt dit met u.
Na een vaginale kunstverlossing kan uw baby een blauwe schedel hebben die iets dikker is dan normaal. Ook kan uw baby een afdruk van de lepels hebben na een kunstverlossing met een tang. Uw baby kan ook een gele huid krijgen. Dit is normaal en verdwijnt binnen een paar dagen vanzelf.
Na een vaginale kunstverlossing kan uw baby hoofdpijn hebben en misselijk zijn. Laat andere mensen dan uzelf of uw partner uw baby niet te vaak oppakken.
Soms krijgt uw baby pijnstillers. De arts bespreekt dit met u.
De arts bespreekt met u wanneer u en uw baby naar huis mogen. Fietsen, autorijden en reizen met het openbaar vervoer raden wij af. Vraag of iemand u naar huis brengt.
Een vaginale kunstverlossing kan erg zwaar zijn voor de moeder en de vader. Praat over uw gevoelens met uw partner, vrienden en familieleden. U kunt tijdens uw afspraak in het ziekenhuis ook met de gynaecoloog of verloskundige praten.
De zorgverleners van OLVG vinden het belangrijk dat het goed gaat met u en uw baby. Ongeveer 3 weken na de bevalling krijgt u in MijnOLVG een vragenlijst. Deze vragenlijst heet nacontrole. Invullen duurt ongeveer 20 minuten.
De vragenlijst helpt u om na te denken wat belangrijk voor u is.
Door de vragenlijst kan de arts het gesprek van de controle beter voorbereiden.
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de afdeling via MijnOLVG. U kunt ook bellen.
Polikliniek Verloskunde, locatie Oost, P1
020 599 30 60 (op werkdagen van 08.15 uur tot 16.15 uur)
Polikliniek Verloskunde, locatie West, route 24
020 510 86 24 (op werkdagen van 08.15 uur tot 16.15 uur)
Bij spoed
Anna Paviljoen, locatie Oost, 2e etage
Spoedzorg Verloskunde, 020 599 22 35 (bij spoed, dag en nacht bereikbaar)
Bevalsuites, 020 599 30 09 (dag en nacht bereikbaar)