Inloggen met DigiD
U kunt eenvoudig inloggen in MijnOLVG met DigiD. U kunt de MijnOLVG-app downloaden in de App Store of Google Play Store.
In het bloed zitten stoffen die bepalen welke bloedgroep iemand heeft. De bekendste bloedgroepen zijn:
Er zijn nog ruim 200 andere bloedgroepen.
Het is belangrijk dat u uw bloedgroep weet, voor als u een bloedtransfusie nodig heeft. Bij een bloedtransfusie krijgt u bloed van iemand anders.
Ons lichaam kan cellen maken tegen bloedgroepen die we zelf niet hebben. Deze cellen heten bloedgroepantistoffen of antistoffen.
Het lichaam maakt antistoffen bijvoorbeeld als het in contact komt met het bloed van iemand met een andere bloedgroep, bijvoorbeeld als u zwanger bent.
Soms komt er tijdens de zwangerschap of bevalling een beetje bloed van de baby bij uw bloed. Als de baby een andere bloedgroep heeft dan u, kan uw lichaam antistoffen maken tegen het bloed van uw baby.
De moeder heeft zelf geen last van de antistoffen, maar de baby soms wel. De baby kan bijvoorbeeld bloedarmoede krijgen.
Als u rhesus D-negatief bent of rhesus c -negatief, is de kan iets groter dat uw lichaam antistoffen maakt.
Als u een andere rhesus D bloedgroep heeft dan uw baby, krijgt u rond 30 weken zwangerschap een injectie met het medicijn anti-D. De injectie maakt de kans erg klein dat u antistoffen gaat maken die de baby ziek kunnen maken. Uw baby merkt niets van deze injectie. Na de bevalling krijgt u nog een keer een injectie.
Als u rhesus C-negatief bent, is er een kleine kans dat uw lichaam antistoffen maakt. U krijgt daarom in week 27 van de zwangerschap een extra bloedonderzoek. Als u antistoffen in uw bloed heeft, krijgt u meer onderzoek.
Er zijn veel verschillende antistoffen. Het is belangrijk om te weten welke antistoffen u heeft. Vaak kunnen de antistoffen niet bij uw baby komen. Extra controles zijn dan niet nodig.
Sommige antistoffen kunnen het bloed van uw baby afbreken. De arts moet dan weten hoe sterk de antistoffen zijn. Daarna kan de arts bepalen of uw baby een behandeling nodig heeft.
Soms is het nodig om de bloedgroep te weten van de vader van uw baby. Als u niet zeker weet of uw partner de vader is van uw baby, is het verstandig dit aan de arts of verloskundige te vertellen. Doet u dat liever als uw partner er niet bij is? Bel dan buiten het spreekuur met degene die uw zwangerschap begeleidt om deze informatie door te geven. De zorgverlener vertelt het niet aan uw partner.
De arts of verloskundige controleert regelmatig of uw baby bloedarmoede kan krijgen
U krijgt dan een extra bloedonderzoek of een echo vanvan uw baby.
Als het goed gaat met uw baby, kunt u bevallen rond de uitgerekende datum.
Als uw baby ernstige bloedarmoede heeft, krijgt u soms een inleiding van de bevalling of een keizersnede.
Heel soms is het nodig uw baby al voor de geboorte te behandelen.
Na de geboorte moet uw baby waarschijnlijk even in het ziekenhuis blijven. Uw baby krijgt bloedonderzoeken.
Uw baby kan geelzucht krijgen. Uw baby ligt dan een tijdje onder een lamp met blauw licht.
Soms krijgt uw baby een bloedtransfusie. Dit betekent dat uw baby bloed van een andere persoon krijgt.
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de afdeling via MijnOLVG. U kunt ook bellen.
Polikliniek Verloskunde, locatie Oost, P1
020 599 30 60 (op werkdagen van 08.15 uur tot 16.15 uur)
Polikliniek Verloskunde, locatie West, route 24
020 510 86 24 (op werkdagen van 08.15 uur tot 16.15 uur)
Bij spoed
Anna Paviljoen, locatie Oost, 2e etage
Spoedzorg Verloskunde, 020 599 22 35 (bij spoed, dag en nacht bereikbaar)
Bevalsuites, 020 599 30 09 (dag en nacht bereikbaar)