Inloggen met DigiD
U kunt eenvoudig inloggen in MijnOLVG met DigiD. U kunt de MijnOLVG-app downloaden in de App Store of Google Play Store.
Bij intoeing ontstaan klachten vaak bij bewegen, bijvoorbeeld:
De klachten kunnen opeens of langzaam ontstaan. De klachten komen voor bij meisjes tussen 8 en 14 jaar en bij jongens tussen 10 en 16 jaar.
Bij een kind met intoeing is het heupgewricht meer naar voren gekanteld. Het naar voren kantelen van het heupgewricht heeft te maken met de stand van het dijbeen, het scheenbeen of de voet. Het kan ook een combinatie zijn.
De bouw van het heupgewricht van een kind is anders dan bij volwassenen. Bij een kind staat de heupkop verder naar voren.
Hoe meer de heupkop naar voren staat gedraaid hoe verder het been in de heupkom naar binnen kan draaien. Daarom lopen jonge kinderen vaak met de knieën en voeten naar binnen.
Als de heupkop naar voren is gedraaid, kan het been niet goed naar buiten draaien.
Bij de meeste kinderen komt de heupkop vanzelf in de goede stand. Dit duurt meestal een paar jaar.
De oorzaak van intoeing kan te maken hebben met hoe het scheenbeen van uw kind staat. De beentjes van een baby zijn tijdens de zwangerschap in de baarmoeder naar binnen gedraaid. Meestal groeit het scheenbeen naar een normale stand, iets naar buiten. Dit duurt een paar jaar. Soms gebeurt dit niet.
De voorvoet staat naar binnen gebogen. Dit noemen we een kommavoetje.
Een kommavoetje is geen klompvoet. Een klompvoet is een verkeerd gegroeide voet die speciale zorg nodig heeft. Een klompvoet is moeilijk te bewegen en de stand is niet te verbeteren.
Een kommavoetje kan meestal wel goed bewegen en is te verbeteren. Als het kommavoetje niet goed kan bewegen, is een behandeling met gips soms mogelijk.
Tijdens het onderzoek stellen we u een aantal vragen over uw kind. We vragen u bijvoorbeeld:
Wij kijken ook naar hoe uw kind beweegt bij lopen en rennen. We controleren ook hoe goed uw kind de heupen, knieën, enkels en voeten kan bewegen. We beoordelen met dit onderzoek ook de zenuwfunctie, spierfunctie en coördinatie.
Soms is er extra onderzoek nodig, bijvoorbeeld:
Als het nodig is, maken we een röntgenfoto. Een röntgenfoto is een foto van de binnenkant van het lichaam. Dit onderzoek gebeurt via röntgenstralen. De röntgenstralen maken botten en kraakbeen zichtbaar. De hoeveelheid straling is heel klein en niet gevaarlijk.
Soms verwijst de arts uw kind door naar een kinderneuroloog.
Bij een peuter met intoeing is het voldoende om de ontwikkeling van uw kind goed in de gaten te houden. Het is vaak pas na een paar jaar te zien dat de stand van de benen beter wordt. Intoeing hoeft niet behandeld te worden. De klachten gaan meestal vanzelf over als uw kind groter wordt.
Het heeft geen zin om uw kind speciale schoenen, steunzolen of beugels te laten dragen. Deze dingen helpen niet en zorgen er niet voor dat de intoeing sneller over gaat.
Door intoeing komt er geen schade aan de heup, knieën en enkels.
Een kind dat met de voeten naar binnen loopt, kan wel vaak struikelen. Dit wordt minder als het kind beter leert lopen.
De afdeling Orthopedie van OLVG werkt samen met het KinderOrthopedisch Centrum Amsterdam (KOCA). Dit is een samenwerking tussen OLVG en Amsterdam UMC.
Oefentherapie is bij intoeing meestal niet nodig.
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de polikliniek via MijnOLVG of per e-mail. Op werkdagen kunt u ook bellen.
Polikliniek Orthopedie, locatie Oost, P3
020 510 88 84 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
mailorthopedie@olvg.nl
Polikliniek Orthopedie, locatie West, route 5
020 510 88 84 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
mailorthopedie@olvg.nl