Inloggen met DigiD
U kunt eenvoudig inloggen in MijnOLVG met DigiD. U kunt de MijnOLVG-app downloaden in de App Store of Google Play Store.
U kunt om verschillende redenen een ICSI-behandeling krijgen. Vaak krijgt u een ICSI- behandeling als de zaadcellen minder vruchtbaar zijn of als u niet zwanger bent geworden na een ivf-behandeling.
Een ICSI-behandeling lijkt veel op een ivf-behandeling. Bij een ivf-behandeling brengt de embryoloog meerdere zaadcellen in de buurt van de eicel. Een embryoloog werkt in een laboratorium. Bij een ICSI-behandeling gebruikt de embryoloog maar 1 zaadcel per eicel.
De zwangerschap na een ICSI-behandeling gaat hetzelfde als bij andere zwangerschappen.
De kans op een miskraam na een ICSI-behandeling is hetzelfde als bij een ivf-behandeling: 8 tot 10 procent.
De eerste echo’s tijdens de zwangerschap krijgt u op de polikliniek Fertiliteit. Als het goed gaat met u en uw baby, kunt u de echo’s bij de huisarts of verloskundige krijgen.
Bij een ICS-behandeling hebben uw kinderen een iets grotere kans om vroeg geboren te worden dan andere kinderen.
Bij een ICSI-behandeling is er ook een kleine kans dat uw kind te weinig weegt tijdens de geboorte en niet goed groeit.
Uw kinderen hebben ook een iets grotere kans om zich langzamer te ontwikkelen dan andere kinderen.
Chromosomen dragen erfelijke informatie.
Elke cel in het lichaam heeft in totaal 46 chromosomen. Dit zijn 22 paar gewone chromosomen, dus 44 chromosomen. En dan nog 2 geslachtschromosomen.
Als er een fout in de 23 paar chromosomen zit, heeft uw kind een kleine kans op een genetische afwijking. Soms is het zelfs nodig om de zwangerschap te stoppen. De arts bespreekt met u wat de mogelijkheden zijn.
Als er een fout op het Y-chromosoom zit, dan heeft uw zoon deze fout ook. Dit heet Y-deletie. Vaak betekent dit dat uw zoon ook vruchtbaarheidsproblemen krijgt.
Voordat u start met een ICSI-behandeling, krijgt uw partner een chromosoomonderzoek en een onderzoek naar Y-deletie. Voor deze onderzoeken laat uw partner bloed prikken.
U krijgt de uitslag na 6 tot 12 weken. Als uw partner een fout op de chromosomen heeft, krijgt u een afspraak met een klinisch geneticus. De klinisch geneticus bespreekt met u de mogelijkheden.
Tijdens de zwangerschap kunt u extra onderzoeken doen om te kijken of uw kind genetische afwijkingen heeft. Als u ouder dan 36 jaar bent, dan heeft u meer kans op een kind met genetische afwijkingen. Als u jonger dan 36 jaar bent, dan is de kans op een kind met genetische afwijkingen erg klein.
Met een bloedonderzoek kijkt de arts of er een kans is op Downsyndroom, Edwardssyndroom of Patausyndroom. Dit onderzoek heet de NIPT-test.
Met een vruchtwaterpunctie of vlokkentest kunt u meer te weten komen over de kans op sommige afwijkingen. Een vruchtwaterpunctie of vlokkentest geeft niet altijd antwoorden op uw vragen. Uw arts bespreekt de mogelijkheden met u.
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de polikliniek via MijnOLVG. Op werkdagen kunt u ook bellen.
Polikliniek VEVO, locatie Oost, P1
020 599 34 81 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
Polikliniek Fertiliteit, locatie West, route 22
020 510 86 14 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)