Openhartoperatie voor bypass en hartritmestoornis : behandeling bij vernauwde kransslagaders en hartritmestoornis

Het hart pompt bloed door het lichaam. Hierdoor krijgen de organen zuurstof.
Het hart heeft ook zuurstof nodig. Bloed stroomt naar het hart door de kransslagaders.
Als u een vernauwing in de kransslagaders heeft, krijgt uw hart minder zuurstof. Uw hart kan dan minder goed pompen.
De arts maakt 1 of meer omleidingen in uw hart als u een vernauwing in de kransslagaders heeft. Dit heet een bypass.
Voor de bypass gebruikt de arts een bloedvat van een andere plek in uw lichaam. Meestal is dit een ader van uw onderbeen, of een slagader uit uw borstkas. Welke ader of slagader geschikt is, bespreekt de arts met u.

Bij een hartritmestoornis heeft u een snelle, niet regelmatige hartslag. Deze hartritmestoornis heet ook wel boezemfibrilleren.
Als u boezemfibrilleren heeft, kan de arts dit tijdens de openhartoperatie behandelen. Deze behandeling heet een PVI.

Een openhartoperatie is een grote, risicovolle operatie.
Tijdens een gesprek met de arts krijgt u meer uitleg over de operatie en de complicaties die u kunt krijgen.

Na een openhartoperatie kunt u de volgende complicaties krijgen:

• Een nabloeding. Soms heeft u dan een extra operatie nodig.
• Een probleem met het genezen van uw wond.
• Een infectie of een ontsteking van de wond.
• Een longontsteking of blaasontsteking.
• Een ophoping van vocht rond uw hart. Soms is het dan nodig om het vocht af te voeren.
• Een hartritmestoornis in de vorm van boezemfibrilleren.
• Een traag hartritme dat niet herstelt. Soms heeft u dan een pacemaker nodig.
• Een nierfunctiestoornis. Uw nieren werken dan niet goed. Meestal is dit tijdelijk.
• Er is een hele kleine kans op een herseninfarct.
• Er is een hele kleine kans dat een patiënt overlijdt.

Een hartoperatie is een zware operatie. Na een hartoperatie is het belangrijk dat u rustig aan doet.