home

Punctie of drainage met hulp van een CT-scan : röntgenonderzoek

Als uw arts een afwijking bij u heeft gezien, onderzoekt uw arts deze afwijking via een punctie of drainage. Bij een punctie of drainage haalt een arts vocht of cellen uit uw lichaam. Het vocht of de cellen worden onderzocht in het laboratorium. Om precies te zien waar de afwijking zit, krijgt u een CT-scan. Een CT-scan maakt een soort foto van uw lichaam.

Over een CT-geleide punctie en CT-geleide drainage

Uw arts heeft via een ander onderzoek gezien dat u een afwijking heeft.
Uw arts onderzoekt de oorzaak van deze afwijking met een CT-geleide punctie of een CT-geleide drainage.

Een CT-scan maakt een soort 3D-foto van een lichaamsdeel. 3D betekent dat er op de foto diepte is te zien. Een CT-scan gebeurt met röntgenstralen. De hoeveelheid straling is klein en niet gevaarlijk. De arts die de CT-scan bekijkt, heet een radioloog. Een radioloog is een specialist in onderzoeken zoals een CT-scan.

Soms krijgt u tijdens de CT-scan jodiumhoudend contrastmiddel via een infuus in een bloedvat. Met contrastmiddel zijn de bloedvaten beter te zien.
Heeft u bij een eerder onderzoek een allergische reactie gehad na jodiumhoudend contrastmiddel? Meld dit dan voor het onderzoek aan uw arts.

Via een CT-scan kan de radioloog precies zien waar de afwijking zit.
Na de CT-scan zet de radioloog op de plek van de afwijking een kruisje op uw lichaam.
Daarna krijgt u op deze plek een punctie of een drainage.

Punctie

Punctie betekent prik.

Bij een punctie prikt de radioloog met een naald in de afwijking.
Via de naald haalt de radioloog cellen of wat weefsel uit uw lichaam.
Uw arts laat de cellen of het weefsel onderzoeken in het laboratorium.

Voordat u een punctie krijgt, geeft de radioloog u verdoving op de plek waar u geprikt wordt.

Drainage

Uw arts heeft gezien dat u te veel vocht heeft op een plek in uw lichaam.
Via een drainage verwijdert de radioloog dit vocht.
Drainage betekent: verwijderen van te veel vocht.

Via een naald plaatst de radioloog een slangetje in uw lichaam op de plek waar te veel vocht zit.
Dit slangetje heet een drain.
Via de drain stroomt het vocht uw lichaam uit.
Soms laat uw arts het vocht onderzoeken in het laboratorium.

Voordat u een drainage krijgt, geeft de radioloog u verdoving op de plek waar de drain geplaatst wordt.

Zo bereidt u zich voor

Bent u zwanger of mogelijk zwanger?

Neem dan voor het onderzoek contact op met uw arts. Bij onderzoek van sommige lichaamsdelen doen we liever geen onderzoek met straling.

Geeft u borstvoeding?

Contrastvloeistof heeft geen invloed op de moedermelk. Na het onderzoek kunt u uw baby gewoon borstvoeding geven.

  • U moet vanaf 2 uur voor het onderzoek volledig nuchter zijn.
    Nuchter zijn betekent dat u niet mag eten, drinken of roken.
  • Als u een douche of bad wilt nemen, doe dit voor het onderzoek.
    Na het onderzoek mag u op de dag van het onderzoek niet douchen of baden.

Medicijnen

  • Als u bloedverdunners gebruikt, bespreek dan met uw arts of u tijdelijk moet stoppen met uw medicijnen.

Zo gaat het onderzoek

De zorgverlener die de CT-scan maakt is een laborant.

Voor het onderzoek

  • De laborant brengt u naar een kleedkamer.
  • De laborant vertelt u welke kleding u uit moet trekken.
  • Daarna brengt de laborant u naar de onderzoekskamer voor de CT-scan.
  • Soms krijgt u een infuus in een bloedvat in uw arm. De laborant bespreekt dit met u.

CT-scan

  • Tijdens de CT-scan ligt u op een onderzoekstafel. Deze tafel schuift langzaam door een ring. De ring is ongeveer 70 centimeter breed.
  • In de ring zit een apparaat die röntgenfoto’s maakt. Dit apparaat heet een röntgenbuis. De röntgenbuis draait tijdens het maken van de foto’s rond. Dat maakt wat lawaai.
  • Het is heel belangrijk dat u helemaal stil ligt tijdens het onderzoek.
  • Via een intercom kunt u praten met de laborant.
  • Het onderzoek duurt 30 minuten tot 1 uur.

Punctie

  • De laborant maakt uw huid schoon op de plek waar u de punctie krijgt.
  • De radioloog geeft u een plaatselijke verdoving op de plek van de punctie.
  • De radioloog prikt met een speciale naald in uw lichaam.
  • Met de naald haalt de radioloog wat cellen of weefsel uit uw lichaam.
  • De cellen of het weefsel worden naar het laboratorium gestuurd.
  • De laborant plakt een pleister op de plaats waar u bent geprikt.

Drainage

  • De laborant maakt uw huid schoon op de plek waar u de punctie krijgt.
  • De radioloog geeft u een plaatselijke verdoving op de plek van de punctie.
  • De radioloog prikt met een speciale naald in uw lichaam.
  • Via de naald plaatst de radioloog een slangetje in uw lichaam. Dit slangetje heet een drain.
  • De radioloog haalt de naald uit uw lichaam. De drain blijft in uw lichaam.
  • Aan de drain wordt een zakje vastgemaakt. Dit zakje vangt het vocht op uit uw lichaam.
  • Het is belangrijk dat de drain niet verschuift. Daarom wordt de drain goed vastgemaakt op uw huid. Soms wordt de drain vastgemaakt met een pleister. Soms wordt de drain vastgemaakt met een hechting.
  • De drain blijft meestal een paar dagen of een paar weken zitten. De arts die het onderzoek heeft aangevraagd, bespreekt dit met u.
  • Een verpleegkundige haalt u op in een bed en brengt u naar een verpleegafdeling.

Na het onderzoek

Na het onderzoek mag u weer eten en drinken.

Soms blijft u na een punctie nog een paar uur in het ziekenhuis ter controle.
Dit hangt af van de plek van de punctie:

  • Na een punctie in uw buik blijft u een paar uur voor controle op een verpleegafdeling. Een verpleegkundige haalt u op met een bed.
  • Na een punctie in uw longen blijft u een paar uur voor controle op een verpleegafdeling. Een verpleegkundige haalt u op met een bed.
    1 uur na de punctie controleert uw arts uw longen met een röntgenfoto.
  • Na een punctie in een ruggenwervel blijft u 1 uur op de afdeling radiologie. Daarna kunt u naar huis.
  • Na een punctie in uw bot kunt u meteen naar huis.

Als u na een punctie naar huis mag, kunt u zelf autorijden, fietsen of reizen met het openbaar vervoer.

Complicaties

Bij elke ingreep is er kans op complicaties:

  • Tijdens of na een punctie of drainage is er een kleine kans op een bloeding.
  • Na een punctie of drainage is er een kleine kans op een ontsteking.
  • Na een longpunctie is er een kleine kans dat u een klein beetje bloed ophoest. Dit is niet ernstig en gaat vanzelf over.
  • Na een longpunctie is er een kleine kans dat u een klaplong krijgt.
    Uw arts kan dit goed behandelen.

Uitslag van het onderzoek

De cellen of het weefsel worden onderzocht in het laboratorium.
De uitslag is na 1 of 2 weken bekend.
De arts die het onderzoek heeft aangevraagd, bespreekt met u de uitslag.
Na 3 weken kunt u de uitslag zelf bekijken via MijnOLVG.

Adviezen voor thuis

1 dag na het onderzoek mag u weer douchen.

Verzorging van uw wond

  • Als u een punctie heeft gehad, verwijdert u de pleister 1 dag na het onderzoek.
    Als het wondje droog is, hoeft u er geen nieuwe pleister op te doen.
  • Als u een drainage heeft gehad, laat u alle pleisters zitten.
    De pleisters zorgen ervoor dat de drain op de goede plek blijft zitten.

Bewegen

  • Blijf na het onderzoek gewoon bewegen. Beweging is goed voor het herstel.
  • U hoeft geen rust te houden. U mag alle activiteiten doen die u normaal doet. Stop als een beweging of een activiteit te veel pijn doet.

Pijnstilling

Als u na het onderzoek pijn heeft, mag u paracetamol gebruiken.
Gebruik maximaal 4 keer per dag 2 tabletten paracetamol van 500 mg. Doe dit maximaal 7 dagen.

Veelgestelde vragen

Op een CT-scan kunnen artsen meer details zien dan op een röntgenfoto. Lees hier meer over op Thuisarts.

De CT-scanner maakt met de foto’s een 3D-foto van het lichaam. 3D betekent dat er diepte op te zien is. Hierdoor is duidelijker te zien hoe het lichaam en de organen eruit zien. Dit komt omdat bij een CT-scan de röntgenstralen van alle kanten komen. Bij een gewone röntgenfoto komen de röntgenstralen van 1 kant.

Een CT-scan maken duurt iets langer dan een röntgenfoto maken. Ook wordt meer röntgenstraling gebruikt dan bij een röntgenfoto.

Bij een CT-scan wordt meer röntgenstraling gebruikt dan bij een röntgenfoto. Daarom laten artsen alleen een CT-scan maken als het nodig is. Er wordt zo weinig mogelijk straling gebruikt.

U hoeft tijdens de CT-scan geen bescherming te dragen (zoals een loodschort). Ook niet als u vaker een CT-scan krijgt. Als u bescherming draagt, kunnen er geen goede beelden van uw lichaam gemaakt worden.

Soms moet u vaker een CT-scan krijgen. Bijvoorbeeld als de artsen willen weten hoe een ziekte bij u gaat. Hierdoor wordt de kans op schade een klein beetje groter.
Uw arts kan dit met u bespreken. Samen kunt u beslissen wat u gaat doen.

Vertel het aan uw arts als u zwanger bent of zwanger kunt zijn. Bij sommige onderzoeken is de kans een klein beetje groter dat de straling schade veroorzaakt bij uw ongeboren baby. Soms is het beter om dan geen CT-scan te maken. U kunt hier meer over lezen op Thuisarts.

Wanneer moet u ons bellen?

Na een onderzoek of behandeling kunnen klachten ontstaan.

Bel als u 1 of meer van deze klachten heeft:

  • Meer dan 38,5 graden koorts.
  • U denkt dat uw wondje ontstoken is. De wond is rood en warm of de plek om de wond is dik. Er kan ook pus uit de wond komen. Als u twijfelt, bel dan de verpleegafdeling.
  • U heeft veel pijn en paracetamol werkt niet.

Contact

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vraag aan de polikliniek via MijnOLVG of per e-mail. Op werkdagen kunt u ook bellen.

Afdeling Radiologie, locatie Oost, C1
020 599 33 25 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
radiologieoosterpark@olvg.nl

Afdeling Radiologie, locatie West, route 15
020 510 88 98 (op werkdagen van 08.15 tot 16.15 uur)
radiologie.afdeling@olvg.nl

Als de afdeling niet bereikbaar is, belt u met klachten die echt niet kunnen wachten naar de Spoedeisende Hulp via het algemene telefoonnummer van OLVG.

OLVG, locatie Oost
020 599 91 11

OLVG, locatie West
020 510 89 11

De informatie op deze pagina is afkomstig van de afdeling Radiologie en Nucleaire geneeskunde van OLVG. Laatst gewijzigd: