Strikte isolatie : om verspreiding van een virus of bacterie te voorkomen

Een virus of bacterie kan op verschillende manieren op andere mensen worden overgedragen.
Bijvoorbeeld door hoesten, niezen of via de handen. Een virus of bacterie kan ook overgedragen worden via voorwerpen die mensen aanraken. Als u een virus of bacterie in uw lichaam heeft, kan uw arts besluiten om u in strikte isolatie te laten verplegen.
Dit doen we om te zorgen dat andere mensen niet ziek worden van het virus of de bacterie. Het is dus belangrijk dat u zich houdt aan de regels die gelden bij strikte isolatie.
Uw arts bespreekt met u waarom u in strikte isolatie moet worden verpleegd.

• Bij strikte isolatie verblijft u op een eenpersoonskamer met een sluis. Een sluis is een halletje met 2 deuren die niet tegelijk open kunnen. Door een sluis kan de lucht in de kamer niet naar buiten.
• U heeft op de kamer een eigen douche en wc.
• Aan de deur van de kamer hangt een rode kaart.
  Zo weten medewerkers en bezoekers dat u in strikte isolatie zit.
  Op de kaart staat ook welke maatregelen horen bij strikte isolatie.
• Het is belangrijk dat u altijd uw handen wast met water en zeep helemaal naar de wc bent geweest.
• Alle medewerkers die u verplegen of onderzoeken dragen een mondneusmasker, een betrouwbare jas, een speciale muts en wegwerphandschoenen.
• Medewerkers desinfecteren regelmatig hun handen.
• U mag de kamer alleen uit voor een onderzoek van een operatie.
• Er mogen geen andere patiënten bij u op de kamer komen.
• Voor uw gebruik gelden speciale regels.

Als u in strikte isolatie wordt verpleegd, mag u bezoek ontvangen.
Het bezoek moet zich wel aan bepaalde regels houden:

• De bezoeker moet zich bij aankomst melden bij de balie op de afdeling. In de avond kan de bezoeker zich melden bij een verpleegkundige op de gang. De verpleegkundige geeft de bezoeker uitleg over de regels.
• Als de bezoeker weer vertrekt, moet hij zijn handen desinfecteren met handenalcohol.
• Na een bezoek aan een patiënt in strikte isolatie, mag een bezoeker geen andere patiënten in het ziekenhuis bezoeken.

• Ieder mens draagt miljarden bacteriën bij zich. Zij komen voor op de huid, in de neus, mond en darmen.
• Bacteriën en virussen worden ook wel micro-organismen genoemd.
• Virussen en bacteriën gaan van de ene mens naar de andere mens. Soms gaat dit via direct contact, bijvoorbeeld via de handen. Soms gaat dit via kleine druppels in de lucht, bijvoorbeeld door hoesten of niezen.
• Van de meeste virussen en bacteriën wordt u niet ziek. Ze kunnen ons zelfs helpen. Bijvoorbeeld bij het verteren van voedsel.
• Er zijn maar enkele soorten virussen en bacteriën die mensen ziek kunnen maken.
  Gelukkig zorgt uw afweersysteem er meestal voor dat u niet heel ziek wordt.
  Bij mensen die ziek zijn werkt het afweersysteem vaak minder goed.
• Van sommige virussen en bacteriën willen we voorkomen dat zij zich kunnen verspreiden in een ziekenhuis. Omdat er in een ziekenhuis vaak kwetsbare patiënten liggen.
  Daarom worden patiënten die zo’n virus of bacterie bij zich dragen in isolatie verpleegd.