Inloggen met DigiD
Download de MijnOLVG-app in de App Store of Google Play Store of ga naar www.mijnolvg.nl. Log daarna eenvoudig in met uw DigiD.
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek OLVG stelt jaarlijks een bedrag beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek dat in OLVG plaatsvindt. Dit zijn de winnaars van 2025.
Hoofdaanvrager: Marthe Egberts, onderzoeker en orthopedagoog i.o.t. GZ-psycholoog, Ingeborg Douwes Centrum
Wanneer een ouder kanker krijgt, heeft dat invloed op het hele gezin. Ouders met kanker en hun partners hebben vaak vragen en zorgen over hun kinderen. Wat vertel je hen en hoe ondersteun je hen in deze moeilijke periode? Veel ouders hebben behoefte aan duidelijke informatie en praktische handvatten.
Het Ingeborg Douwes Centrum (een psycho-oncologisch centrum dat onderdeel is van OLVG) biedt psycho-educatieve groepsbijeenkomsten voor ouders met kanker. Deze bestaan uit drie bijeenkomsten over de thema’s communicatie, emoties en opvoeden. Tijdens deze bijeenkomsten krijgen ouders informatie van twee psychologen en kunnen zij hun vragen bespreken. Ook ervaren zij steun en herkenning bij elkaar.
De groepsbijeenkomsten worden positief beoordeeld door deelnemers, maar we weten nog niet precies welk effect ze hebben. In dit onderzoek bekijken we of deelname aan deze bijeenkomsten samenhangt met positieve veranderingen, zoals betere communicatie over kanker binnen het gezin, minder stress bij ouders en meer vertrouwen in de eigen opvoedingsvaardigheden. Ouders vullen hiervoor vragenlijsten in vóór en na de bijeenkomsten. Daarnaast interviewen we ouders en zorgverleners om te horen wat zij waardevol vinden aan de groepsbijeenkomsten en welke verbeterpunten zij zien.
Met deze inzichten kunnen we de bijeenkomsten verder verbeteren en wetenschappelijk onderbouwen. Uiteindelijk hopen we dit aanbod ook in andere regio’s beschikbaar te maken, zodat meer gezinnen kunnen profiteren van deze ondersteuning.
Hoofdaanvrager: Nina Rol, AIOS, Longgeneeskunde
Idiopathische pulmonale fibrose (IPF) is een zeldzame maar ernstige longziekte waarbij gezond longweefsel verandert in littekenweefsel. De kwaliteit van leven wordt sterk beïnvloedt door klachten als benauwdheid, hoesten en verminderde eetlust. Huidige behandelingen zijn gericht op het remmen van de vorming van littekenweefsel, maar hebben een niet veel invloed op het verdere verloop van de ziekte en verbeteren de kwaliteit van leven nauwelijks. Binnen OLVG, als expertisecentrum voor dit type longaandoeningen, willen we daarom meer aandacht besteden aan goede palliatieve zorg voor deze patiënten.
In de praktijk wordt, zonder dat hier sterk wetenschappelijk bewijs voor is, soms prednison (een ontstekingsremmer) in lage dosering voorgeschreven aan IPF-patiënten om hoesten te verminderen en energie en eetlust te verbeteren. Longartsen zijn hier terughoudend in, omdat bekend is dat prednison in hoge dosering nadelige effecten heeft voor deze patiënten.
Met de verkregen subsidie onderzoeken we het effect van lage dosering prednison op hoesten en kwaliteit van leven bij patiënten met longfibrose. Dit meten we met behulp van vragenlijsten. Zo hopen we bij te dragen aan betere palliatieve zorg voor mensen met IPF.
Hoofdaanvrager: Ariena Rasker, PhD kandidaat, Orthopedie
Jaarlijks ervaren duizenden ouderen in Nederland een heupfractuur. Dit leidt vaak tot verlies van mobiliteit en zelfstandigheid. De MOVE-HIP studie richt zich op het ontwikkelen van een voorspelmodel dat kan helpen inschatten hoe goed iemand na een heupfractuur herstelt in mobiliteit en in hoeverre diegene dagelijkse activiteiten weer zelfstandig kan uitvoeren. Dit model kan patiënten en zorgverleners helpen realistische verwachtingen te vormen en betere, meer op de persoon afgestemde behandelkeuzes te maken. Veel bestaande voorspelmodellen richten zich alleen op de kans op overleving, maar geven geen inzicht in het herstel van dagelijkse functies zoals lopen en zelfverzorging. De MOVE-HIP studie wil daar verandering in brengen.
De studie bestaat uit drie fases. Eerst wordt het voorspelmodel ontwikkeld en intern gevalideerd met behulp van gegevens uit een eerdere studie (de APOLLO-trial) en uit het elektronisch patiëntendossier (EPD) van OLVG. Daarna wordt het model extern gevalideerd in een ander ziekenhuis. Tot slot onderzoeken we in een pilot, waarin het model in de praktijk wordt gebruikt, hoe goed het aansluit bij de behoeften van zorgverleners en patiënten.
Door gegevens te combineren uit zowel wetenschappelijk onderzoek als de dagelijkse zorg, wil de studie nieuwe inzichten bieden die de zorg voor patiënten met een heupfractuur verbeteren. Het uiteindelijke doel is zorgverleners beter te ondersteunen bij behandelkeuzes en patiënten te helpen om een realistisch beeld te krijgen van hun herstel.
Hoofdaanvrager: Simarjeet Singh, ANIOS en PhD kandidaat, KNO
Obstructief slaapapneu (OSA) is een veelvoorkomende slaapgerelateerde ademhalingsstoornis waarbij tijdens de slaap de bovenste luchtweg herhaaldelijk (gedeeltelijk) geblokkeerd raakt. Dit leidt tot zuurstofdalingen en verstoring van de slaap, waardoor mensen overdag last kunnen krijgen van vermoeidheid, slaperigheid en een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten en concentratieproblemen.
De standaardbehandeling voor OSA is slapen met een CPAP-apparaat, een apparaat met masker dat helpt de luchtwegen open te houden tijdens de slaap. Veel patiënten ervaren alleen veel last of intolerantie bij het gebruik van dit apparaat. Het Slaapcentrum OLVG past daarom ook chirurgische behandelingen toe, zoals operaties aan het zachte gehemelte, tongzenuwstimulatie en kaakcorrecties. Voorafgaand aan een operatie wordt een slaapendoscopie uitgevoerd om te beoordelen waar en in welke mate de luchtweg tijdens de slaap afsluit. Tijdens dit onderzoek kan ook de druk worden gemeten die nodig is om de bovenste luchtweg open te houden; dit heet de pharyngeale openingsdruk (PhOP).
In deze prospectieve cohortstudie onderzoeken we of de gemeten PhOP-waarde kan voorspellen hoe succesvol een chirurgische behandeling zal zijn bij patiënten die CPAP niet kunnen verdragen of er onvoldoende baat bij hebben. Op basis daarvan hopen we verschillende typen OSA-patiënten beter te kunnen onderscheiden en patiënten gerichter te selecteren voor de juiste behandeling. Dit kan uiteindelijk leiden tot minder onnodige ingrepen en betere behandelingsresultaten.
Hoofdaanvrager: Sharron van den Berg, verpleegkundig specialist, Kindergeneeskunde
Voor kinderen kunnen medische handelingen beangstigend en stressvol zijn. Eerder onderzoek toont aan dat zelfs één negatieve medische ervaring kan leiden tot een verhoogde pijnperceptie en angst bij latere medische handelingen. Dit fenomeen wordt aangeduid als pediatric medical traumatic stress (PMTS). Bij kinderen kan PMTS de uitvoerbaarheid van medische procedures aanzienlijk bemoeilijken, waardoor het toepassen van fysieke dwang in sommige gevallen als uiterste redmiddel wordt ingezet. Het gebruik van dit soort interventies kan echter resulteren in verlies van vertrouwen in zorgverleners en op langere termijn bijdragen aan de ontwikkeling van psychologische problematiek, somatische klachten en het vermijden van medische zorg. Hoewel in de literatuur herhaaldelijk wordt gewezen op de negatieve consequenties van dwang voor het kind, diens ouders en de zorgverlener, is het fenomeen ‘dwang’ in de context van PMTS nog nauwelijks onderzocht. In OLVG zien wij veel kinderen die door eerdere negatieve ervaringen last hebben van PMTS en hierdoor moeite hebben om een medische handeling te ondergaan. Dit zijn allen kinderen met een verhaal, een verleden waarin zij een eerdere medische procedure hebben ondergaan en die ze zo heeft beangstigd, dat reguliere zorg voor hen niet meer mogelijk is. Het doel van deze studie is om te onderzoeken in hoeverre dwang van toepassing is op PMTS bij kinderen. Als we deze verhalen inzichtelijk krijgen via wetenschappelijk onderzoek, kunnen we het probleem niet alleen beter begrijpen en behandelen aan de achterkant (doormiddel van traumatherapie en herstel van vertrouwen), maar vooral aan de voorkant, door het te voorkomen. Zodat we echt iedereen het recht geven op goede medische zorg en zodat onze kinderen kunnen opgroeien als mentaal en fysiek gezonde volwassenen.